Onderzoek en redactie

2014-2016

 

Bekijk de weerhouden gebouwenDe Rodenbachstraat begint aan de Albertlaan, ter hoogte van de Marconistraat, en eindigt aan het Constantin Meunierplein. Ze vormt een eerste kruispunt met de Vanden Corputstraat en de Berkendaelstraat, daarna een tweede met de Dierenriemstraat.

De huidige Rodenbachstraat is het resultaat van het rechttrekken van een deel van de heel oude Hollestraet
, een weg die vertrok in het gehucht “De Cat” in Ukkel (ter hoogte van de huidige Messidorlaan) en liep tot aan de Alsembergsesteenweg (ter hoogte van de huidige Villalaan). In de 18e eeuw heette de straat de Catte straete, dan de Kattenweg in de 19e eeuw, en werd vermeld met de naam Rue du Chat [Kattestraat] in 1902 op het Plan général d’alignement et d’expropriation par zones van de Berkendaalwijk (ir. Désiré Van Ouwenhuysen), een initiatief van bankier Georges Brugmann dat een groot gebied besloeg aan de westkant van de Brugmannlaan, tussen de Alsembergsesteenweg en de Vanderkinderestraat. Hoewel dit project voorzag in de heraanleg van de oude weg, werd hij toch pas rechtgetrokken en verbreed in het kader van een nieuw Plan d’élargissement de la rue Verte [huidige Marconistraat] et de la rue du Chat vastgelegd bij K.B. van 24.06.1904.

[i]Plan d’élargissement de la rue Verte et de la rue du Chat[/i], K.B. van 24.06.1904, GAV/OW dossier 41.

De Rue du Chat kreeg haar nieuwe naam op 19.08.1910 als eerbetoon aan de Nederlandstalige Belgische dichter en schrijver Albrecht Rodenbach (1856-1880).

Net als de Marconistraat, waaraan ze evenwijdig loopt, wordt de Rodenbachstraat gekenmerkt door een architectuur die hoofdzakelijk bestaat uit meergezinswoningen, arbeidershuizen en woonhuizen bestemd voor de middenklasse.

Rodenbachstraat , 1925 (Prentkaartencollectie Dexia Bank – ARB-RBC).

Eind 19e eeuw vormde de sector van de Marconistraat (de vroegere Groenstraat) en de Rodenbachstraat een kleine “industriële enclave” binnen de gemeente, met kleine ondernemingen en werkplaatsen (bijvoorbeeld het voormalige marmeratelier op nr.48-50 (1913), actief tot in 1935, of het voormalige schrijnwerkatelier op nr.78-80-80A). Dit kan wellicht worden verklaard door de nabijheid van de Alsembergsesteenweg, een belangrijke verkeersas, alsook door de minderwaarde veroorzaakt door de nabijheid van de ziekenhuizen en gevangenissen van Sint-Gillis en Vorst. Deze industriële infrastructuren zijn verdwenen of werden omgebouwd. Het arbeidershuisje is dus de oudste typologie die we in deze sector aantreffen, met onder meer nr.54 en nr.56, respectievelijk 1872 en 1878 gedateerd. Deze huizen vallen niet alleen op door hun geringe omvang maar ook door hun ligging buiten de rooilijn.

Rodenbachstraat 54 en 56 (foto 2016).

Aan het prille begin van de 20e eeuw bouwde de Société Anonyme des Habitations à Bon Marché de l’Agglomération Bruxelloise [Anonieme Maatschappij voor Goedkope Woningen in de Brusselse Agglomeratie] in de straat een opmerkelijk geheel van woningen met een lage huurprijs bestaande uit opbrengstgebouwen en woonhuizen (zie nr.14 tot 22 en nr.27 tot 35). Kort tevoren had ze de bouw afgerond van woningen op terreinen die ze had gekocht langs de Marconistraat (zie nr.32 tot 42 op dat adres) en in de Berkendaelstraat (zie nr.11, 13, 15 op dat adres). De aankoop van deze terreinen paste in het nieuwe plan van aanleg van de Brusselse voorsteden en kwam tegemoet aan de noodzaak om een nieuw onderkomen te vinden voor de arbeiders die uit hun huizen waren gezet als gevolg van de grote werken voor de sanering en de stedenbouwkundige aanleg van de Vijfhoek.
Het gros van de bebouwing in de Rodenbachstraat verrees kort na de bouw van deze woningen, dus tussen 1905 en 1910.
Het ging hoofdzakelijk om burgerhuizen met verschillende breedtes (onder meer nr.91, 102, 116 of nr.105, 107 en 109) en enkele opbrengstgebouwen zoals nr.73, n.o.v. architect Léon Janlet (1906) en waarvan het art-nouveausmeedwerk herinnert aan de gevels van Ernest Blerot (zie ook nr.100 en 112). Vermelden we tevens het geheel gelegen op nr.93 tot nr.103, uit 1901 (n.o.v. architect Hubert De Kock), waarvan de lange gevel van acht traveeën vier woningen aan de straatkant omvat, evenals, achteraan, twee woningen toegevoegd in 1909 (nr.95 en 101, n.o.v. architect F. Michel), toegankelijk via de inrijpoort.

Rodenbachstraat 93 (foto 2016).

Nog langs de Rodenbachstraat, en in een wijk die in volle ontwikkeling was, beslisten de gemeentelijke overheden begin 1900 een nieuw school te bouwen waarvan de plannen werden toevertrouwd aan architect Henri Jacobs (zie nr.37-39-41).

De laatste nog braakliggende percelen na deze bouwfase werden verkaveld in de jaren 1920-1930 (zie nr.94-96-98), en dan in de jaren 1950.


Bronnen

Archieven

GAV/OW dossier 41 (Marconistraat-Rodenbachstraat).
GAV/OW dossier 12 (Brugmannwijk).
GAV/DS 54: 103 (1872); 56: 316 (1878);
73: 4049 (1906); 78-80-80A: 7624 (1923), 8223 (1924), 9017 (1926), 9183 (1926), 10811 (1930), 13224 (1936), 23093 (2003-2004); 93 tot 103: 1789 (1901); 109: 6147 (1913).

Publicaties en studies
Nr.48-50: CULOT, M. (red.), Forest. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 33.
Nr.80-80A: CULOT, M. (red.), Forest. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 56.

CABUY, Y., DEMETER, S., et al., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel: 3Ukkel, MRBC-MRAH, Brussel, 1993, p. 126.
DEL MARMOL, B., De Molièrelaan en de Berkendaalwijk, GOB, Brussel, 2002 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 33).
GAIARDO, L., Société Coopérative du Logement de l’Agglomération bruxelloise. Centième anniversaire, IGEAT-ULB, 2000, pp. 7-9.
SMETS M., De ontwikkeling van de tuinwijkgedachte in België. Een overzicht van de Belgische volkswoningbouw 1830-1930, Brussel-Luik, 1979, pp. 56.
VAN LIL, A., Wegwijs te Vorst, Brussel, 1981, pp. 64, 66.

VAN LOEY, A.C.H., Studie over de Nederlandsche plaatsnamen in de Gemeenten Elsene en Ukkel, Leuven, 1931.
VERNIERS, L., Histoire de Forest Lez Bruxelles, Brussel, 1949.

Tijdschriften
DONS, R., “Les voies de communication à Obbrussel-Saint-Gilles jusqu’au début de 1840”, Le Folklore brabançon histoire et vie populaire, 269, 1991, p. 89.