Onderzoek en redactie

1989-1994

 

Bekijk de weerhouden gebouwenVan Grasmarkt naar Munt.

Vóór 1570 Corte Ridderstrate genaamd; nadien Madelonnettestraat naar het gelijknamige, hier aan de oostzijde tot 1795 ingeplante klooster. Huidige benaming naar de talrijke handelaars in oude kleren die vnl. in de 16
e eeuw in deze straat waren gevestigd.

In 1861-1862 werd - gelijktijdig met het doortrekken van de Zuidstraat, en in aansluiting op de Nieuwstraat - de Kleerkopersstraat aan de westzijde verbreed, als onderdeel van de nieuwe rechtlijnige noordzuidas tussen het toenmalige Noordstation (1841, Rogierplein) en het Bogaerdenstation (1840, Rouppeplein), meteen ook een drukke verbindings- en handelsader. Straat terzelfdertijd ook gefaseerd (1860 en 1867-1871) gekruist door de Grétrystraat. Oostwand sinds 1960 begrepen in het BPA 30/10 Grote Markt en omgeving (zie Beenhouwersstraat). In 1967 sloop van het huizenblok tussen Schildknaapsstraat en Munt. Gedeelte tussen Grétrystraat en Munt in 1984 verkeersarmer gemaakt. Straat in verbinding met de Greepstraat en Grasmarkt via de Centrumgalerij, n.o.v. architect Jean-Florian Collin van 1951-1952 (zie nr. 15-17) en met de Kiekenmarkt via de (heden opgegeven) Sint-Honorédoorgang (nr. 20-22), n.o.v. architecten Jacques Cuisinier i.s.m. S. Lebrun van 1962-1963.

Basisbebouwing samengesteld uit burgerwoningen in neoclassicistische stijl of met min of meer uitgewerkt second-empiredecor: aan de westzijde daterend van 1864-1865 (cf. supra), ten oosten vaak resulterend van verbouwingen van oudere kernen in de eerste helft van de 19
e eeuw en de jaren 1861-1864, zoals op nr. 1 - met getoogde bovenvensters in platte bandomlijsting - en nr. 5, blijkbaar als aanpassingen van een vroegere topgevel, en nr. 53-55, oorspronkelijk één brede traditionele 17e eeuwse trapgevel, waarvan enkel nog de linkerhelft is behouden met bak- en zandstenen kern in nr. 55 en verbouwde rechterhelft in nr. 53 (1864).
Voorts oorspronkelijke handelspuien, heden gemoderniseerd, soms met inbegrip van de aansluitende bouwlaag erboven. Tot de meest sobere versies horen een aantal drie tot vier bouwlagen hoge, vlak bepleisterde doorsneegevels met rechthoekige vensters, als b.v. op nr. 42 en 44 (1865) en nr. 51 (1864, aanpassing van een laat-barokke halsgevel). Overwicht van twee traveeën brede bepleisterde gevels met vier in hoogte verkleinende bouwlagen of met drie bouwlaag + tussenverdieping, met rechthoekige, getoogde of afgeronde bovenvensters in geriemde omlijsting, veelal met doorgetrokken lekdrempels en ijzeren leuningen, al of niet een panelendecor op de borstweringen en doorgaans een klassiek hoofdgestel, zoals op nr. 9 (1862), 10 (1864, architect F. Janlet), 11 (1862, na brand in 1930 wederopgebouwd met bijkomende vierde bouwlaag), 12 (1864), 13 (1863, met erker en pui van 1934), 16 (resterende helft van oorspronkelijk vier traveeën breed pand met fraaie dubbele tussenverdieping), 19 (1861), 39 (1861), 41 (1863), 45 (1835, in 1864 wederopgebouwd) en 47 (1864); nr. 14 wederopgebouwd na 1944 naar neoclassicistisch patroon van vroegere gevel.
Voor de hoekgebouwen nr. 23-31, 32, 33- 37 en 34 zie Grétrystraat respectievelijk nr. 55-55A, 51, 34-36 en 30-32.

Bronnen

Archieven
SAB/OW11671 (1864), 11694 en 11696 (1865), 11670(1864), 11657(1862), 11677(1864), 11658 (1862) en 37991 (1930), 11678 (1864), 11659 (1863) en 42475 (1934), 11662 (1861), 11665 (1861), 11666 (1863), 11668 (1835, 1864), 11669 (1864); PP, 1424-1430.

Websites
BALat KIK-IRPA