Typologie(ën)
opbrengsthuis
Ontwerper(s)
F. LEFEVER – architect – 1905
INCONNU - ONBEKEND – 1908
Stijlen
Eclectische stijl met polychroom parement
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek
- Esthetisch
- Historisch
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 32725
Beschrijving
Opbrengsthuis
in eclectische stijl met invloeden uit de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. naar een ontwerp van architect
F. Lefever, 1905.
Zes bouwlagen en één brede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder een in 1908 toegevoegde pseudo-mansarde. Gevelfront van geglazuurde witte baksteen en hardsteen, rijk bewerkt met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., waterlijsten en platte banden, bekroond door een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met bogenfries en diamantkoppen, onderbroken door een verhoogd frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met topstuk. Achtereenvolgens en aansluitend, een korfboogvormig drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met bewerkte stijlen en ijzeren leuning, en twee gestapelde, respectievelijk gesloten en open, trapézoïdale houten erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met leien afdekking, de bovenste met ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met palmetmotief, op de eerste drie verdiepingen respectievelijk rechthoekige en korfboogvormig drielicht met polychroom tegeltableau op de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., op de bovenste twee verdiepingen. Oorspronkelijke pui met centrale inkom en hardstenen pilasters onder I-balkIJzeren latei met I-profiel., heden verbouwd. Afwijkend voorontwerp van 1904 met bekronend lantaarntorentje.
Zes bouwlagen en één brede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder een in 1908 toegevoegde pseudo-mansarde. Gevelfront van geglazuurde witte baksteen en hardsteen, rijk bewerkt met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., waterlijsten en platte banden, bekroond door een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met bogenfries en diamantkoppen, onderbroken door een verhoogd frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met topstuk. Achtereenvolgens en aansluitend, een korfboogvormig drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met bewerkte stijlen en ijzeren leuning, en twee gestapelde, respectievelijk gesloten en open, trapézoïdale houten erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met leien afdekking, de bovenste met ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met palmetmotief, op de eerste drie verdiepingen respectievelijk rechthoekige en korfboogvormig drielicht met polychroom tegeltableau op de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., op de bovenste twee verdiepingen. Oorspronkelijke pui met centrale inkom en hardstenen pilasters onder I-balkIJzeren latei met I-profiel., heden verbouwd. Afwijkend voorontwerp van 1904 met bekronend lantaarntorentje.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 292 (1905, 1904), 2600 (1908).