Typologie(ën)

kerk/kathedraal/basiliek
klooster/abdij

Ontwerper(s)

P.J.H. CUYPERS1871-1888

Statut juridique

Beschermd sinds 16 oktober 2003

Stijlen

Neogotiek

Inventaris(sen)

  • Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
  • Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
  • Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
  • Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch
  • Wetenschappelijk
  • Technisch
  • Stedenbouwkundig

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 32015
lees meer

Beschrijving

Kerk en klooster in neogotische stijl, op L-vormige aanleg, rond een ommuurde voortuin.
In 1862 aankoop van het bouwterrein, aankomst van de eerste religieuzen en aanvang van de bouw van een eerste kapel, die in 1863 werd opengesteld. In 1868 eerstesteenlegging van de nieuwe kerk naar ontwerp van architect P.J.H. Cuypers (Amsterdam); bouw in 1871 met uitzondering van de vieringtoren beëindigd; in 1872 inzegening van de kerk, gevolgd door de consecratie van het hoogaltaar in 1876. Eveneens in 1872, na afbraak van de eerste kapel, aanvang van de bouw van de kloostervleugel, door dezelfde architect, in 1873 voltooid. In 1887 aanzet van de vieringtoren onder leiding van architect J.Th.J. Cuypers, in 1888 voltooid. Binnenaankleding geleidelijk uitgevoerd tussen 1871 en 1891.

Kerk
Ingeplant ten westen van de kloostervleugel, aan drie zijden ingesloten door aangrenzende percelen, via twee lange gangen bereikbaar vanuit respectievelijk Artesiëstraat en Bodegemstraat.
Neogotische kerk geïnspireerd op de Franse en Rijnlandse vroeggotiek. Bescheiden, doch representatieve realisatie uit Cuypers ’ eerste periode, met uitzonderlijk intact interieur. Vroeg voorbeeld, typerend voor de synthetische fase van de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors., in België, gekenmerkt door een eigentijdse interpretatie van de gotische architectuur, met aandacht voor een rationele constructie, materiaalexpressie en een oorspronkelijk ruimteconcept, bezield door een diepgaande spiritualiteit.
Driebeukig, met basilicaal schip van twee dubbele traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); transept, ten oosten licht uitspringend, en zuidelijk-georiënteerd hallenkoor van drie ondiepe traveeën met vlakke koorsluiting. Sacristie ten zuiden. Geheel opgetrokken uit baksteen met schaarse verwerking van natuursteen ; gecombineerde bedaking (kunstleien).
Voorportaal in Artesiëstraat : puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met schouderstukken en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). ; spitsboogportaal op colonnetten met knoppenkapiteel onder dito blindnis met ingeschreven driepasboog en bladwerkconsole, waarin Sint-Antonius-van-Paduabeeld.
Aansluitende gang geritmeerd door steunberen en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst..
Grotendeels ingebouwde noordgevel met radvenster (achtpas) en kruis op top, geflankeerd door ronde traptorens met spitse galmgaten in bovenste geleding en kegelvormige spits (leien).
Oostgevel aan binnentuin, in sober metselwerk met contrasterende ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., en tandlijsten en overhoekse baksteenfriezen onder de daklijst op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoge middenbeuk onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en lage zijbeuk onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., geritmeerd door steunberen; respectievelijk spitsbogige vierlichten onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en éénlichten. Transept gemarkeerd door puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met hoeksteunberen, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en kruisbloem; dubbele rij vierlichten, oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en radvenster (achtpas), klimmend vijflicht in top. Koortravee met tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. onder oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster..

Octogonale kruisingtoren : trommel met alternerend spitsbogige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en blindnissen onder achtpas, ingeschreven in spitsboognis ; naaldspits (leien) met dubbele krans dakkapellen, de bovenste opengewerkt.
Eenheidsvol neogotisch interieur met polychrome beschilderingsimitatie van bak-en natuursteenparement, sjabloonpartijen en monumentale taferelen - op pleister- en metselwerk, gecombineerd met schoon metselwerk. Ruimteconcept gebaseerd op de tegenstelling tussen het normale basilicale schip met gebonden stelsel volgens vierkante module, en het optisch verlengd hallenkoor met geaccelereerd traveeritme en doorbroken achterwand met functie van diafragma, met de octogonale kruisingkoepel als centraal bindend gegeven. Drieledige opstand in het schip : spitsboogarcaden op zuilen en polygonale pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met bladkapiteel, voortgezet onder het doksaal, triforium met ingeschreven driepasbogen, oplopend in de spitsbooglichten. Overkluizing van beuken, transeptarmen en koor door gemetselde kruisribgewelven met afgeplatte scheibogen, opgevangen door polygonale en kruispijlers en colonnetten met bladkapiteel; luchtbogen en steunberen geïncorporeerd in de zijbeuken. Kruising onder pendentievenkoepel met galerij, vensterzone en straalgewelf op colonnetten. Tribune (officiekapel) op spitsboogarcade in het oostelijke zijkoor.

Meubilair
Fraaie, eenheidsvolle, neogotische stoffering, geconcipieerd door P.J.H. Cuypers. Doorgedreven iconografisch programma met narratief en symbolisch karakter, rond thema’s met betrekking tot de conventuelenorde en haar patroonheiligen, en de Eucharistie.
Muurschilderingen (1891), in middenbeuk (historiek van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis), koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis., Sint-Franciscus- en vroegere Heilig Hartkapel.
Gepolychromeerd en verguld meubilair met overvloedig beeldhouwwerk door het atelier Cuypers & Stoltzenberg (Roermond) : hoogaltaar (1871- 1879), Sint-Franciskusaltaar (1882), Sint-Antoniustroon (1885), preekstoel (1885), triomfkruis (1891), biechtstoelen (1871 en 1891). Gotische Onze- Lieve-Vrouw-van-Vogelzang (14e eeuw), naar verluidt afkomstig van het voormalige recollettenklooster. Orgel (1874) door F. Loret (Mechelen). Eiken koorbanken (1893). Glasramen van koor (1872) door Maréchal & Champigneulle (Metz), transept
en doksaal (1891) door F. Nicolas & Zonen (Roermond), St.-Franciskuskapel (1891) door Cuypers & Stoltzenberg (Roermond).

Kloostervleugel
met drie bouwlagen en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. + dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Eenvoudige neogotische baksteenarchitectuur verlevendigd door overhoekse friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en voorzien van sierankers. Oostgevel aan Artesiëstraat : tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met schouderstukken, geritmeerd door spitsboogvormige lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).. Korfboogdeur en spitse vierlichten in linkertravee, spitse tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. op begane grond van vrijwel blinde rechtertravee ; centrale nis met getrapte consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. voor ontbrekend beeld. Twee- en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in top. Noordgevel aan binnentuin, geritmeerd door steunberen; licht getoogde tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met afzaatAflopend bovenvlak van een dorpel..

Bronnen

Archieven
SAB/OW 6852 (1862-1888).


Tijdschriften
BRAEKEN J., 
De Sint-Antonius-van-Paduakerk in Brussel (M & L, 1985, 3, p. 9-23).
L’Emulation, 1897, pi. 47-57.