Onderzoek en redactie

2016

 

De Voorhavenstraat is een kleine verkeersas die de Léon Monnoyerkaai diagonaal verbindt met het kruispunt gevormd door de Leeuwstraat en de Leeuwoprit.

De naam Voorhavenstraat, die in 1938 was gegeven aan de huidige Generaal Biebuyckstraat, op de westelijke oever van het kanaal, werd uiteindelijk toegekend bij besluit van het College van de Stad Brussel van 09.04.1940, toen ook de Leeuwstraat en de Leeuwoprit hun huidige naam kregen. De benaming verwijst naar de stroomafwaarts van de Van Praetbrug aangelegde Brusselse voorhaven. Het kanaal is er breder en vormt daar een terminus voor de zeeschepen. De aanleg van de voorhaven, die al vanaf eind 19e eeuw werd gepland, werd slechts mogelijk na de aanhechting van de zone door Brussel, ten koste van Laken, Neder-Over-Heembeek, Haren, Schaarbeek en Evere. Het algemeen plan werd in 1927 goedgekeurd en de werken duurden een tiental jaren.

Net als het gebogen uiteinde van de Leeuwoprit en van de gelijknamige straat, waarvan de ligging nadien werd gewijzigd, was het tracé van de Voorhavenstraat aangegeven op het plan uit 1927 dat door de Naamloze Vennootschap Zeekanaal en Haveninrichtingen van Brussel werd opgesteld. De straat werd in 1934 aangelegd en gaf de Leon Monnoyerkaai toegang tot de Vilvoordselaan via een kruispunt over de overwelfde Zenne.

Aan de noordzijde van de straat (nr. 2) bevindt zich het kantoor van de havenmeester, dat al sinds de jaren 1970 is gehuisvest in een gebouw met gevels gemaakt van betonnen modules. In het zuiden vestigden zich rond 1908 de Moulins Ricquier, die rond 1927 de Grands Moulins de Bruxelles werden. Ze werden vervangen door de Verbrandingsoven van Brussel-Noord, die in 1977 werd ontworpen en in 1985 in gebruik werd genomen (zie Léon Monnoyerkaai).

Bronnen

Archieven
SAB/AR straten, doos 25-37, cote 25, nr.30 (09.04.1940).

SAB/OW 61580 (1927).

Publicaties en studies
VAN KRIEKINGE, D., Essai de toponymie laekenoise, Laken, 1995, s. p.

VAN NIEUWENHUYSEN, P., Toponymie van Laken (doctoraatsverhandeling in de Germaanse Filologie), UCL, Louvain-la-Neuve, 1998, p. 1871.