Onderzoek en redactie

2018

 

Bekijk de weerhouden gebouwenDe De Busleydenlaan ligt in het verlengde van de Brieslaan en verbindt de De Wandstraat met de Araucarialaan; ze kruist de Jean de Bolognelaan.

Oorspronkelijk zou de laan beginnen aan de Meiseselaan, volgens een plan dat ingenieur-directeur der Werken Pierre Gillet in 1933 had opgesteld. Uiteindelijk werden enkel de laatste drie straatdelen aangelegd. Het laatste, voorzien van achteruitbouwstroken bestemd voor voortuintjes, werd omstreeks 1937 geopend, terwijl het voorlaatste, het huidige eerste straatdeel van de laan, pas na 1953 werd voltooid. Het derde, dat rond 1960 werd geopend, werd uiteindelijk Brieslaan gedoopt.

De laan, die de naam Ockeleerelaan kreeg bij besluit van het College van de Stad Brussel van 26.03.1937, werd herdoopt tot De Busleydenlaan op 27.04 van datzelfde jaar, naar een familie die van de vijftiende eeuw tot 1620 het kasteel van Heembeek bezat.

De eerste gebouwen in de laan verschenen tijdens de tweede helft van de jaren 1930, hoofdzakelijk aan pare zijde van het tweede straatdeel. Het ging om woningen met art deco-invloed, zoals nr. 46 (architect Marcel Jenet, 1937). De rest van dit deel werd hoofdzakelijk in de jaren 1950 en 1960 bebouwd, met huizen van het bel-etagetype en met kleine appartementsgebouwen, nog altijd met invloed van de Beaux-Artsstijl of in een uitgesprokener modernistische stijl, zoals nr. 37 (architecten J. Degand en H. Guchez, 1958). Vermelden we, op nr. 58 (architect Jean De Wit, 1949), een woning met een bas-reliëf met de beeltenis van de god Pan. Het eerste straatdeel wordt grotendeels ingenomen door twee complexen van woningen met commerciële benedenverdieping die van eind jaren 1970 of begin jaren 1980 dateren.

Bronnen

Archieven
SAB/AR straten, doos 25-37, cote 25, nr.6 (27.04.1937).

SAB/PP 3404 (1933), 3525 (1934).
SAB/OW 37: 71049 (1958); 46: 51402 (1937); 58: 59663 (1949).

Publicaties en studies
VAN KRIEKINGE, D., Essai de toponymie laekenoise, Laken, 1995, s. p.

VAN NIEUWENHUYSEN, P., Toponymie van Laken (doctoraatsverhandeling in de Germaanse Filologie), UCL, Louvain-la-Neuve, 1998, p. 676.